(T)rouw en het leven

Bij de Yagán was iedereen gelijk. Mannen, vrouwen, kinderen, familie, vrienden, buren. Er was geen chef of leider. Iemand kreeg respect vanwege zijn intelligentie of verantwoordelijke gedrag. Groepen hadden wel eens stevig ruzie onderling, maar over het algemeen leefden de Yagán in vrede met elkaar. Als er een meningsverschil was, bemiddelden wederzijdse vrienden vaak om het weer bij te leggen.

Trouwen
Yagán trouwden met Yagán uit de buurt. Alleen in de grensgebieden trouwde een Yagán soms met iemand van een andere stam, de Alakaluf of Selknam. Neven en nichten trouwden niet met elkaar.
Als je ergens tussen de vijftien en twintig jaar was, koos je zelf met wie je je leven wilde delen. Omdat je van iemand hield of hem of haar bewonderde. De moeder verfde lange strepen op het gezicht van haar dochter voordat ze haar weggaf, terwijl de aanstaande schoonzoon hout bij de deur van de hut neerlegde. Een enkele keer werd een vrouw op een vreedzame manier veroverd, ze werd dan meegenomen. Als ze echt niet wilde, ontsnapte ze en ging terug naar haar familie.
De Yagán-man had één vrouw. Als zij doodging, trouwde hij met de vrijgezelle zus van zijn overleden vrouw. Stierf de man, dan trouwde de vrouw met de broer van haar overleden man. Het kwam voor dat een man een tweede vrouw trouwde als zijn eigen vrouw erg oud en lichamelijk niet meer zo sterk was. Voor de oudere vrouw werd het werk daardoor een stuk lichter en aangenamer. Ouderen werden zeer gerespecteerd.

Zelf beslissen
Een pasgetrouwd stel woonde een tijdje bij de ouders van de bruid. Daarna leefden ze in het gebied van de man. De man nam de belangrijkste beslissingen voor het gezin. moeder en kind in 1881De vrouw nam zelfstandig haar eigen beslissingen. Zij bepaalde bijvoorbeeld aan wie ze het eten gaf dat ze zelf had verzameld en of ze een vriendin een cadeautje gaf. Het Yagán-stel dat het niet meer met elkaar uithield, ging scheiden. Het leven was er niet voor bedoeld om zonder liefde verplicht bij elkaar te blijven, was de gedachte.

Baby
De vrouw die een kind kreeg, beviel in of buiten de hut. Ze werd daarbij geholpen door een andere vrouw. De baby kreeg al snel een bad in het zeewater. Dat werd dagelijks herhaald. Het kleine kind ging overal mee naartoe: als de moeder de kano moest peddelen, nam ze het mee op schoot.

Inwijding jongeren
Op weg naar het volwassen leven, kregen de jongeren rond hun twaalfde een speciale inwijding. Die werd Chiéxaus genoemd. Elke inwijding werd om beurten door één van de volwassenen geleid. De jongens en meisjes kregen uitleg over de manier waarop je als Yagán hoort te leven en hoe je met elkaar omgaat. Later kregen jongens de speciale, geheime Kina rituelen, waar ze onder andere leerden over de liefdesrelatie tussen mannen en vrouwen.

Rouw
Als iemand doodging, rouwden de Yagán dagenlang. Ze schoren de kruin van hun hoofd kaal met scherpe mosselschelpen. Met houtskool zetten ze zwarte strepen op hun gezicht. Ze aten niet. Zongen monotone liederen. In de zachte seizoenen, begroeven ze hun doden. Alleen ’s winters als de grond te hard was om een graf te delven, werd een overledene verbrand, samen met zijn bezittingen en de wigwam. Als iemand ongeneeslijk ziek was en erg leed, kwam het voor dat zijn of haar leven werd beëindigd (euthanasie).
Na de begrafenis werd iemands naam nooit meer genoemd en de plaats werd nooit meer bezocht door de eigen familieleden, vanwege de trieste herinnering aan de dode. Yagán geloofden niet in een god. Wel dachten ze dat na de dood de ziel (kashpi) van iemand voortleefde. Ook hadden ze veel respect voor alles wat leefde in de natuur en schreven daar bepaalde krachten aan toe (animisme). De natuurelementen (Watauineiwa) zouden zich bijvoorbeeld wreken als je eten of beesten verspilt. Yagán konden boos worden op Watauineiwa als er een kind stierf. In de taal bestonden woorden voor geest, ziel en hemel. Voor de hel bestond geen woord, die kwam niet voor in hun belevingswereld.